Woensdagochtend. Er komt een berichtje binnen: ‘is dit niet wat voor jullie?’ Ik zie een funda-link, naar -uiteraard – een huis. Wauw, denk ik. En als ik verder door de foto’s scroll, oei. Want het is een redelijke bouwval. Vier muren, een trap, twee kale verdiepingen en allerlei gipsplaten, bouwmateriaal en isolatiewol opgestapeld. Maar ook een enorme woeste tuin. En een enorme kelder met werkplaatspotentie.
Halverwege een verbouwing. Of eigenlijk: ‘alles afgebroken’ en toen vertrokken.
Het blijft de rest van de dag kriebelen. Want: zo’n plek vind je nooit, en zeker niet betaalbaar, middenin deze stad. Weet je? We bellen de makelaar voor een afspraak en gaan langs.
Een beetje onwennig, want op zoek naar een huis, dat was ik niet eens. Twee dagen later aanschouwen we de realiteit in volle omvang: in de kelder zat een wietplantage, de dakgoot is stuk, het huis lek. De tuin een ondoordringbare jungle. Stapels bouwpuin, isolatiemateriaal en rottende gipsplaat. Maar tegelijkertijd dringt het door hoe gaaf het kan worden. Het enthousiasme is hoe dan ook, eigenlijk niet meer te temmen.
Zelfs mijn ouders, met een track record op het gebied van onwijze verbouwingen, zijn voor. Mijn vriendje en plotselinge huisgenoot in spe is onverwacht enthousiast. We bieden, onderhandelen over en weer, en uiteindelijk belt de makelaar dat het bod geaccepteerd is.
Het is zo’n project waarvan je later zal zeggen ‘we hadden geen idee waar we aan begonnen en dat was maar goed ook’. Anders hadden we het nooit gedaan.
Dus. Ik ben 26 en ben opeens eigenaar van de gaafste vier muren plus jungle. Hoe we dit project gaan aanpakken, wat we meemaken temidden van de stapels bouwmateriaal en voor welke keuzes we komen, kun je hier het komende jaar (minstens) volgen.
Geef een antwoord