In ‘de bouw’ heet alles anders, hebben we geleerd. In ieder gesprek met aannemers, materiaalleveranciers en adviseurs komen er weer nieuwe – soms hilarische – termen bij. Een bocht heet opeens een ‘versleping’ zodra hij in een pijp zit. En een balkje staat niet schuin, maar ‘op schoor’. Neem dus even ‘vijf pik van de baas’ en een bakje koffie en geniet van dit verhelderende en vermakelijke woordenboek.
Balkschoen – Metalen ‘bakje’ dat je tegen de muur of een andere balk bevestigt, waarin de kop van een draagbalk hangt.
Bananenbak – Kleinste bak van de graafmachine, 30 centimeter smal en krom, als een banaan.
Chemisch anker – Materiaal dat je in een muur smeert en dat uithardt tot een ijzersterke verbinding. Om bijvoorbeeld een bout voor de eeuwigheid in de muur te verankeren of te gebruiken bij het repareren van een scheur in de gevel.
Dakspanten – Karakteristieke zolderbalken, de houten draagconstructie onder het dak.
Dozenboor – Een boor waarmee je de een holte voor ‘lasdozen’ achter stopcontacten in de muur kunt maken.
Hanenkam – Rand van verticaal metselwerk met schuine zijkanten, als versiering boven een deur of raamopening.
Inkassen – Een balk of constructie inbouwen, bijvoorbeeld in een muur, zodat hij niet uitsteekt.
Kraaldelen – ‘Schrootjes’, houten latjes met profiel, die je tegen de binnenkant van het dak gebruikt.
Latei – Een – vaak stalen – portaal, aan te brengen wanneer je een opening in een muur maakt, om het gewicht van de muur boven de opening te dragen.
Melkmeisje – Deur met twee ouderwetse raampjes ernaast.
Op schoor – Gewoon schuin eigenlijk. Een balkje dat je ergens onder zet kun je bijvoorbeeld ‘op schoor zetten’.
Ojief, staand of liggend – Houten profiel of lijst met een bolle en holle vorm, bijvoorbeeld aan de dakgoot (in ons geval,staand).
Puinzeef – bak van de graafmachine met sleuven erin. Grote schep grond nemen, flink schudden, en je houdt een bak stenen over met een bergje grond onder de bak.
Raap-laag – Grove stuclaag om een muur te egaliseren.
Raveling – Vierkante houten constructie die je gebruikte wanneer je een draagbalk wilt onderbreken met bijvoorbeeld een trapgat.
Rollaag – Sierrand van stenen in een andere richting boven een raam of deur.
Stijl- en regelwerk – Basisframe van rechtopstaande (stijlen) en dwarsliggende (regels) houten balkjes, bijvoorbeeld om een gipswand te maken.
Strijkbalk – De eerste draagbalk die evenwijdig loopt met de gevel.
Versleping – Als een riool- of kachelpijp m.b.v. twee 45 gradenbochten een stukje schuin gaat of verspringt.
Vloerbint – Draagbalk van dik hout onder de vloer.
Weldorpel – Rond afgewerkt randje onderaan een raam of deur.
Wokkel – Gedraaide stalen pen, die je infreest in de gevel bij het repareren van een scheur. Om de muur links en rechts van de scheur te verbinden en de sterkte weer terug te brengen.
Vijf pik (van de baas) nemen – 5 minuten pauze. Voor een bakkie pleur bijvoorbeeld.
Zandkoffer – Vierkant pakket van zand rondom een drainagebuis.
2 bij 3’tje – Zeer veel gebruikt houten balkje van 44 bij 69 mm.